Fair trade en design (leskoffer)

De leerlingen maken d.m.v. een aantal opdrachten kennis met verschillende ontwikkelingslanden, met materialen waarmee de makers van fairtrade producten werken en wat hun producten zo speciaal maakt. 

Op de wereldkaart kunnen ze filmpjes aanklikken die een beeld geven van de werk en leefomstandigheden in de diverse ontwikkelingslanden.

Ze zien hoe Nederlandse ontwerpers samen met de makers in die verre landen mooie producten hebben bedacht. Deze worden daar geproduceerd en vervolgens op een eerlijke wijze verhandelt met Nederland. Kortom ze ontdekken wat fair trade betekent en hoe samenwerken meerwaarde oplevert.

Vervolgens worden de leerlingen via een labformulier in het ‘designlab’ uitgenodigd om eerst materiaalonderzoek te doen en daarna als ontwerper zelf iets te ontwerpen van het materiaal wat ze onderzocht hebben (wordt op dit moment aangepast).  

Wanneer een ontwerper naar een ontwikkelingsland vertrekt is niet alleen de financiële omstandigheid anders, de hele omgeving en cultuur is anders. Ontwerpers krijgen dus te maken met andere omstandigheden waar ze op moeten anticiperen. Zo zijn er andere materialen en technieken aanwezig dan men gewend is in Nederland te gebruiken, maar authentiek zijn voor het land. Ook de producten die ze al vervaardigen zijn zeer tekenend voor het land zelf. Maar daarom minder verkoopbaar in Nederland, omdat ze daar niet mee gaan met de Nederlandse trends. Daar zit dan ook de uitdaging in, om met de materialen en technieken die voorhanden liggen een product te ontwerpen wat zowel authentiek als eigentijds is. De producten maken ze dus van materiaal dat in de omgeving aanwezig is. Dat kan riet zijn of oud papier, maar ook klei, oude autobanden of resten textiel. Met de ambachten die per gebied beoefend worden. Zoals glasblazen, manden vlechten, weven etc.